Het symposium 'Eetbaar Park' vond op 22 oktober 2010 plaats bij volkstuinvereniging Nut en Genoegen. De bijeenkomst was bedoeld voor professionals op het gebied van stadsinrichting, groen en duurzaamheid, en presenteerde visies op een duurzame en groene stad. De vier sprekers, Nils Norman, Annechien Meier, Jan Jongert (2012 Architecten), Fransje de Waard en Thomas Rau, hebben op uiteenlopende wijze te maken met permacultuur. Onder leiding van Aukje van Roessel (De Groene Amsterdammer) werd onderzocht, welke bijdrage permacultuur in een stad als Den Haag kan leveren aan diverse beleidsterreinen. Vandaag het eerste deel van een verslag dat Suzanne van Soest maakte op basis van de videoregistraties.
Fransje de Waard tijdens Eetbaar Park Symposium (foto: Stroom Den Haag)
Dertig jaar geleden kregen mensen het gevoel: het gaat niet goed met ons voedsel. We putten de grond uit en verspillen enorme hoeveelheden drinkwater en energie. In reactie hierop ontwikkelden de Australiërs Bill Moleston en David Holmgren een methode voor voedsel verbouwen gebaseerd op een tiental uitgangspunten. De twee Australiërs werden zo de vaders van de permacultuur. Fransje de Waard studeerde bosbouw in die periode. Toen ze in aanraking kwam met deze principes voelde ze er meteen affiniteit mee. Ze had het gevoel dat er iets voor onze kleinkinderen moest overblijven.
De Waard begon toen zelf haar eigen permacultuur toe te passen. De principes werden kleinschalig toegepast, misschien uit calvinisme. Iedereen zijn eigen worteltjes. Nu is de tijd eindelijk anders, mensen worden steeds meer voedselbewust. Ze realiseren zich dat monoculturen alleen kunnen standhouden zolang er genoeg aardolie is, want dan kun je energie en grondstoffen transporteren. Het gevoel van afhankelijkheid van die aardolie vinden mensen onprettig, permacultuur kan daar een oplossing voor bieden.
Bij permacultuur gaat het om het zorgvuldig plaatsen van elementen. Kip bijvoorbeeld kan verschillende elementen leveren: eieren, warmte, veren, vlees, mest en onkruid- en ongediertebestrijding. Om relaties in het systeem te bevorderen, zoeken we altijd elementen met meerdere functies. In een flinke tuin zou je altijd een vijvertje willen hebben, als habitat voor kikkers en padden, die ongewenste beestjes zoals slakken, opeten. Door het goed plaatsen van elementen kan een plek net iets warmer, kouder, zuurder of natter worden. Diversiteit is in de permacultuur een bouwsteen (analoog aan de natuur) voor verschillende systemen.
Permacultuur deelt de woonomgeving op in zones. Zones zijn concentrische cirkels om de ‘kern’ heen, meestal de keuken. Zone 1 bestaat uit een kruidentuintje of kruidenspiraal. Die kun je uit je keuken snel plukken en dient er zich daarom vlakbij te bevinden. Die plek zelf heeft jou ook veel nodig, kruiden vergen aandacht. De regenton zit ook direct aan je huis, om de planten water te geven en dingen af te spoelen. Een bankje op het westen zou ideaal zijn, zodat je de zon kan zien ondergaan. Zone 2 bestaat uit een composthoop en groentebedden, misschien wat kippetjes. In zone 3 verbouw je aardappels en groentes die jou niet zo veel nodig hebben. Zone 4 is excessieve veeteelt of houtteelt. Zone 5 is wildernis waarop je geen invloed hebt, en waar de biodiversiteit zichzelf gelaten wordt. In de stad heb je meer te maken met ruimtelijke beperkingen, die is eigenlijk alleen geschikt voor zone 1 en 2, misschien 3. In stad is het wel drie graden warmer, wat gunstig is voor de groei van groenten.
De Waard’s achtergrond is landbouwkundig. Mensen vragen haar: hoeveel kun je nou telen? Op dit moment heeft ze geen concrete cijfers, maar ze weet wel, en haar collega’s weten dat ook, dat het dieet van de massa anders moet. Onze vleesconsumptie drukt een enorme stempel op het energiegebruik. Maar meer interessant is dat er met een maatstaf gemeten wordt die achterhaald is. Die maatstaf gaat uit van bodemverarmende landbouw. De permacultuur-tuintjes zijn vierkant en klein, maar ze worden op den duur steeds efficiënter. Als je een flinke achtertuin hebt kun je een jungle van eten produceren. Een bevriend echtpaar kweekt zijn eigen zaden, en hebben zo’n tuin. Specialisten deden metingen in deze tuin en kwamen een maand later terug want ze geloofden hun eigen metingen niet. Het humusgehalte dat ze daar vonden was 12%, dat is twee keer zo veel als het humusgehalte van de grond onder een gezonde boom. Dit echtpaar was met het rijtje permacultuur-principes aan de slag gegaan. Het is een kwestie van een paar zogenaamde ‘gekken’ die beginnen met experimenteren. Zo is permacultuur begonnen. En er is nog heel veel te leren.
De sociale consequenties van permacultuur zijn ook interessant. Wij eten als bevolking namelijk niet wat we willen eten, maar wat er in de schappen ligt. De vrije markt bestaat niet, het groot winkelbedrijf bepaalt wat we eten en wat we ervoor betalen. Permacultuur gaat over gezond voedsel. Hoe meer we dat in eigen hand nemen, hoe beter het is. Voedsel is de meest directe link met onze leefomgeving. Het verandert je perceptie over je eten, je persoon en je omgeving.
Vragen
Had het echtpaar met de zaadverzameling geen juridische problemen?
Nog niet, maar internationals hebben wel patent op de zaden. Alsof je patent kan hebben op zo iets natuurlijks. De vraag is ook, of men zich iets aan dergelijke regelgeving gelegen moet laten liggen.
Is met permacultuur op den duur steeds minder onderhoud noodzakelijk?
Ja dat is het idee. Niemand wordt als tuinier geboren, er zal veel trial en error plaatsvinden. Sommigen kunnen het beter dan anderen. Je moet kunnen zorgen voor biodiversiteit. Als je een neutrale plek hebt, en je laat het gaan, is bosgroei het meest dominant. Als je die plek specifiek wilt beheren zal je intensiever moeten sturen, en alle lagen van de bodem gebruiken. Uiteindelijk krijg je een systeem dat zichzelf in stand houdt.
Reacties